Al eeuwen buigen geleerden zich over de spelling van de Algemeen Nederlands. Iedereen weet wat daarvan het resultaat is. Dit maakt duidelijk dat het een hachelijke zaak is om voor een dialect een sluitende spelling te ontwerpen.

‘Hoe spel je het Bosch?

De Vereniging voor dialect en folklore ‘Rond Janus en Bet’ startte in 1979 (een jaar na de oprichting) met een kwartaalblad. Het motto ging luiden: ‘met het Bossche op de tong’. De aandacht voor het Bosch bracht direct de vraag mee: ‘Hoe schrijf je het Bosch?’ Advies kwam van Cor Swanenberg en prof. dr. P. Sterkenburg die hun aanwijzingen tijdens een lezing in respectievelijk 1982 en 1985 uitspraken. Na het optreden van Sterkenburg verzorgde Lex Reelick van het juninummer 1986 tot en met het einde van 1987 een rubriek waarin hij op een aansprekende wijze zijn eigen en toegezonden lexicologisch materiaal beschreef. Inmiddels had de redactie er al vanaf gezien om alle bijdragen die in het Bosch verschenen van een uniforme spelling te voorzien.

Nijmeegse adviezen

Het Bosch’Woordenboek dat in 1993 verscheen onder redactie van Lex Reelick, Cor Swanenberg, Erwin Verzandvoort en Michel Wouters, bevatte een voorwoord van drs. P.H. Vos. Hij was als redacteur van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten werkzaam bij de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde. Een professional met een brede ervaring op het gebied van dialectspelling.
In zijn contacten met auteurs en werkgroepen propageerde hij een aantal praktische aanwijzingen. Twee ‘Nijmeegse adviezen’ vormden de leidraad voor Harry van den Berselaar toen hij aan de slag ging met de samenstelling van het eerste Grôôt Bosch Dictee (1996):

  • blijf zo dicht mogelijk bij de spelling van het Algemeen Nederlands
  • gebruik zo weinig mogelijk ‘tekentjes’ voor de uitspraak.

Overeenstemming

Van belang voor zijn aanpak was ook de aansluiting bij de traditie – onder meer gevolgd in het Bosch’ Woordenboek’ – om de eind- n te laten vervallen en de ‘stomme e’ weer te geven met een apostrof in bijvoorbeeld: ‘t (het), d’n (de), m’nne (mijn).
Dit alles zorgde ervoor dat er nauwelijks verschil ontstond tussen de spelling van het Bosch’ Woordenboek en die van het Grôôt Bosch Dictee. Op één punt kwam geen parallellie tot stand: in de spelling van de lange en verkleurde ‘o’. Deze voor het Bosch zo kenmerkende klank werd en wordt in het Bosch’ Woordenboek gespeld met behulp van een teken dat het betreffende woord volgt. Bijvoorbeeld ‘groot’ *. De * verwijst naar een klankkleur van de lange ‘o’ die overeenkomt met die in het AN ‘hooi’ en ‘hoor’. Het Grôôt Bosch Dictee maakt gebruik van het accent circonflexe, meergenaamd ‘het hoedje’.

Knelpunten in de spelling

De spelling van het Grôôt Bosch Dictee wil en kan niet elke nuance in de klankkleur vangen. De lange ‘a’ in ‘gaon’ (gaan) verkleurt meer naar de ‘o’ dan die in ‘aan’ (aan). De klinker in het Bossche ‘aan’ klinkt geslotener en nasaler dan in het AN-aan. In het Bosch wordt aangaan geschreven als ‘aangaon’, in de wetenschap dat die eerste lange ‘a’ ook een eigen kleurtje heeft. Een vergelijkbaar verhaal valt te schrijven bij de grafische weergave van andere klinkers en medeklinkers. De tekst van ‘Wè zeet uwes?’ gaat op diverse plaatsen uitvoerig op deze zaken in. De deelnemers aan het Grôôt Bosch Dictee ontvangen jaarlijks een spellingwijzer.

Terug naar boven